In N. begon ik te ontbreken,
was plotseling verdwenen. Niets
herinnerde aan mij.
Het waren vreemde dagen.
Mijn zuchten lieten zich niet meer slaken
en mijn ontroering zocht mij in al mijn laden,
mijn mooiste herinnering zat in een hoek,
wist niet aan wie zij denken moest,
terwijl mijn wanhoop danste, met niemand
in haar armen,
eindelijk verlost
van mij.
(T. Tellegen, 'In N. en andere gedichten', 1989)
zondag 18 mei 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten